Vanavond heb ik voor het eerst van mijn leven muziek van Allen Toussaint gehoord. Er speelde een film in mijn hoofd toen ik mijn ogen erbij sloot. De film verbond mijn zintuigen. Ik zal het zo goed mogelijk proberen te omschrijven:
“Ik beweeg met mijn voet langs de punt van de salontafel. Ik stel me de vormen die in de lucht ontstaan als een ruimte voor. Als een kelder om precies te zijn. Een kelder met in de hoek een trap naar beneden -wat in feite betekent dat het geen kelder kan zijn, maar goed- Ik daal de trap af die breed en natgeregend is. Ik kijk naar boven, het plafond is open. Maanlicht beschijnt de vloer. Helemaal onderaan de trap vind ik een ronde houten deur. De deur beweegt een beetje, alsof hij ademt. Ik open de deur en word overspoeld door muziek, warm licht en rook vol dansende mensen. Alles is van licht hout, ik waan me in de kombuis van een schip. De mensen zien me niet. Ik kijk naar de vloer. Zie eerst zijn schoen. Een grote zwart gelakte schoen die op de maat van de drums op en neer beweegt. Dan komt de broekspijp van een donkere herenpanthalon met plooien. Daarboven een dikke buik geperst in een wit overhemd met een donkerbruin tweed jasje er overheen, tot slot een vettige kin, glimmende wangen en stralende kinderogen in een oudemannengezicht. Het is Allen. Allen Toussaint.
Mijn voet heeft me via de salontafel de muziek in geleid.”