Ik heb een Duitse man ontmoet met een naam als van een edelsteen.
Hij vertelt me dat hij 12 weken in coma heeft gelegen
en dat hij zijn eigen dochter ter wereld bracht.
Hij vraagt of ik weleens een vleermuis in mijn handen heb gehad en of ik in God geloof.
Hij raadt me Joodse schrijvers aan en wijst me op de wolken.
Het doet hem plezier dat ik naar boven kijk, maar hij waarschuwt me,
voorzichtig met mijn ziel te zijn.
“Boven is alles rustig”, zegt hij.
“Ik kan het weten; ik ben er geweest.”
Hij zegt dat we ons nog eens zullen treffen,
omdat een ontmoeting altijd twee keer plaatsvindt.