Hoi! Heb je een fijne zondag? Ik best wel. Ik zit me in mijn badjas aan mijn bureau te bezinnen op de afgelopen tijd terwijl muziek van de buren door de muren komt en mijn verwarmingsbuizen borrelen en klateren als warme watervalletjes gevangen in staal. Het mag dan betekenen dat de boel ontlucht moet worden, ik vind het gezellig klinken. Het doet me denken aan kamperen aan zee, wat ik deze zomer in Japan zoveel heb gedaan. Soms was het water in de ochtend tot de scheerlijnen gekropen.
Nu het buiten zo koud is mis ik die zomer in Japan regelmatig. Tegelijkertijd voel ik dankbaarheid voor mijn plek in Deventer en het wisselen van de seizoenen. Ik geniet van de prikkende kou in mijn neus als ik buiten kom. Het voert me terug naar vroegere winters met mijn familie in Oostenrijk waar we banjerden door metershoge sneeuw, vuur stookten, glühwein dronken en sleeden over stijle wegen waar zorgzame Oostenrijkers matrassen om de bomen hadden gedaan om hen en ons te beschermen. De neus als tijdmachine.
Als je lang reist en een andere plek eigen maakt, tref je de plek waarin je terugkeert niet meer zo aan als voor je vertrek, deels omdat je thuis in jouw afwezigheid niet stil bleef staan, deels omdat je kijk op je eigen leven is beïnvloed door wat je elders zag en deed. Dat is me, meer nog dan ik had verwacht, overkomen. Ik begrijp nu dat het “Thuis”, waar ik zo naar zocht voor vertrek, iets is wat je zelf creëert, waar je ook komt. Soms doemt het pas op als je stopt met zoeken.
Zo voelde ik me pas echt ergens thuis toen ik de gedempte onderwaterwereld aan de westkust rond Tottori binnentrad en was het daar dat ik besefte dat ik me overal thuis kan voelen als ik er maar de mogelijkheid heb, naar de natuur of de zee uit te wijken als ik dat nodig heb. Om aan te haken bij de serie columns van Arnon Grunberg, gebundeld in zijn boek “Thuis ben je”: Thuis is waar ik tot rust kom, van de bossen in Twente tot de bergen in Oostenrijk tot de kust bij Tateyama. Natuurlijk gaat het daarnaast om de mensen met wie je je momenten deelt, maar alleen zijn is ontzettend belangrijk.
Hoe magisch en geheimzinnig de natuur ook is, ik vind haar niet vervreemdend. Wat ik wel vervreemdend vind, is hoe mensen samenleven en hoe ze hun leven vormgeven. Als ik over straat loop, bomen blad zie verliezen, families samen zie eten, me een voorstelling maak van al dat parallel geleefde leven, vraag ik me van alles af en verbaas ik me over nog meer. Ik snap niet hoe het mensen lukt, de dingen als vanzelfsprekend te zien. Hoe ze het leven kunnen blijven leiden waarvoor ze op een bepaald moment hebben gekozen en als iemand hen vraagt hoe het ze gaat, hoe ze dan: “zijn gangetje.” kunnen antwoorden. Ik zoek en duik en dender maar door en weet de helft van de tijd niet precies waar ik ben of waar ik blijf. Ik heb geloof ik nog nooit “zijn gangetje” geantwoord en wil ergens nooit echt weten wat de tijd me zal brengen (voor zover je daar überhaupt iets over kunt zeggen natuurlijk).
Nou, wat begon als een tekst om een indruk te geven van waar ik zoals over denk, heeft geleid tot iets wat terug zal komen in mijn aankomende voorstelling Muntjes duiken tussen haaien, die over een jaar ergens in een theater in Nederland te zien zal zijn. Heb het fijn tot die tijd!
- Foto: Mendel Jonkers