Voor Dodenherdenking heb ik samen met Jan Terlouw Junior een lied geschreven, getiteld Dwars door de Tijd. Het gaat over oorlog die zich als een monster een weg door de tijd vreet. Het begint om 33:27 Daarnaast heb ik een bewerking gemaakt van een gedicht dat ik eerder schreef. Voor deze bewerking heb ik me laten leiden door mijn beide opa’s. Het gedicht begint om 25:50. Dank aan Deventer radio en televisie voor de opnames.
#9 Wees bereid
28 april, 2016In het kader van de Deventer Lintjesregen heb ik een gedicht geschreven dat persoonlijk gericht is aan alle 13 gedecoreerden. Afgelopen dinsdag, 26 april, ontvingen ze in de Grote Kerk hun lintje en bloemen uit handen van de burgemeester.
—-
Wees bereid
Wees bereid om te kijk te staan.
Wees bereid om te falen.
Maak je klaar om het tij te keren,
koester je idealen.
Tem je angst om mensen te kwetsen.
Bied ze de kans om jou te raken.
Ieder hart kan open breken,
je hoeft niet alle pijn te dragen.
Verzamel manieren om tussen de kieren
licht te kunnen bewaren.
Zorg dat anderen het zien,
hijs je zeilen met de stralen.
Gun jezelf daarnaast een plek
waar je niemand iets hoeft te tonen
en niemand iets hoeft te leren
Geef jezelf de ruimte
om opgeladen terug te keren.
Met Tonny bij PvC-TV
27 april, 2016Zondag 24 april was ik met Tonny te gast bij opnames van PvC-TV, het televisie programma van de naar eigen zeggen grootste onverkiesbare partij van Nederland, de Partij voor Cultuur, opgericht door theatermaker Martijn van Hese. Het spektakel vond plaats in de loods van kunstenaar Ronald A. Westerhuis. We speelden er ons nieuwste nummer I’m Ready dat we -oh ironie- de nacht ervoor hadden afgemaakt en mochten aan tafel plaatsnemen met kunstenaar Rob Scholte en Ronald Westerhuis, programmamaker Eric Blom en Martijn als gespreksleider. Ik kijk enorm uit naar de eindmontage. Hier een beeld gemaakt door Henri Paarhuis die het licht en geluid voor zijn rekening nam.
#8 De bouw van het huis van de stad
16 april, 2016Een paar maanden geleden werd ik door de gemeente benaderd of ik een gedicht zou willen schrijven voor de opening van het kakelverse Deventer Stadhuiskwartier. Aangezien ik het hele bouwproces vanuit mijn badkamer raam heb kunnen volgen, leek me dat tof om te doen. De foto maakte ik op een van de eerste lentedagen toen het gebouw zo goed als af was, maar de vijvers nog moesten worden aangelegd (vandaar het rood-witte lint).
De bouw van het huis van de stad
Toen ik in Deventer kwam wonen
met uitzicht op het fundament
van wat het huis van de stad zou heten
wist ik niet dat maandenlang
gebeuk en gebonk van mens en machine
mijn ochtendrust verstoren zou.
Vanuit mijn raam zag ik muren verrijzen.
Hoger en hoger klommen de stenen.
Reusachtige kranen bedekten de hemel;
in wanden verschenen kantelen.
Glas werd getakeld in eiken lijsten.
Door die lijsten keek ik toe
hoe meubilair in plastic hoes
onwennig de lege ruimte betrad.
Toen kwamen de mensen achter de vensters,
rustig typend in hun frame.
Ik poetste mijn tanden, ze zwaaiden naar mij;
maar kwamen zelden echt dichtbij.
In de lente ging ik kijken
binnen de muren van het fort.
Het was er gister en morgen tegelijk.
De houten rijkdom deed vergeten
in welke eeuw we leven.
Ik zou er met plezier verdwalen;
er ’s avonds stiekem blijven steken.
Ik belandde op het binnenhof
waar het volk zich heeft verenigd
in grillige zilveren lijnen;
metalen vingers in de pap.
Uitgezoomd een storm op zee;
ingezoomd een duinlandschap.
Ooit zijn slechts
de sporen van de mensen
nog aanwezig in de stad.
#7 De nieuwe raadzaal
26 maart, 2016Een tijdje geleden werd ik door de gemeente benaderd of ik een gedicht zou willen schrijven ter ere van de hernieuwde raadzaal in het stadhuiskwartier die op 23 maart feestelijk zou worden geopend. Ik besloot eerst wat inspiratie op te doen voor ik zou toezeggen en ben een aantal keer in de zaal geweest. De ruimte sprak me erg aan door alle bijzondere dingen die ik erover te weten kwam. Zo heeft de architect foto’s gemaakt van o.a. de IJssel en de oever en deze kleuren waarheidsgetrouw als een soort patchwork over de bekleding van de bankjes laten lopen. Dat soort details spreken me erg aan. Verder kwam ik er tijdens het verzamelen van informatie en inspiratie achter dat het plafond een zogeheten cassetteplafond heet. Dat komt van het Italiaanse “cassette”, dat doosje betekent. Het pantheon in Rome heeft een vergelijkbaar soort plafond. Dit soort dingen maken schrijven extra leuk.
De nieuwe raadzaal
We zijn beland in het hoofd van de stad.
Hier wordt gesproken, bedacht en besloten
door hen die ons representeren
als deel van hetzelfde volk.
Dit is een ruimte die ruimte biedt
aan dat wat het toont en dat wat het ziet.
Richt je blik naar binnen,
vind daar het orakel
dat de kern van elk gesprek bevat
en mee kleurt met de lichtval.
Stel het je diepste vragen.
Richt je blik naar boven,
stop wat je vreest in de doosjes.
Orden je geest tot je helder kunt spreken,
richt je betoog tot het leven.
Laat je blik dan rusten
op de bankjes aan de achterwand
waar de IJssel gestaag de bekleding bedekt,
neem plaats naast de architect.
Ga tot slot de trap op.
Vind er de oudste boeken
met haveloze bruine huid,
wakend achter witte spijlen,
als stille getuigen van ieder besluit.
#6 De mensen van het wagenkamp
12 maart, 2016Een tijdje geleden werd ik gevraagd als Deventer boekenweekburgemeester. Het thema van dit jaar is Duitsland. Aangezien ik van lezen houd en van Duitse literatuur van onder andere Hermann Hesse, zei ik ja. Boekenweekburgemeester houdt in dat je bij allerlei lezingen, films en optredens in het kader van de boekenweek aanwezig bent met een ambtsketting om je nek, bestaande uit een keten van kleine boekjes. Vandaag was de officiële benoeming in de bieb onder het genot van bier en bratwurst. Ik droeg er mijn nieuwe gedicht voor, geïnspireerd op een vakantie in Keulen, toen ik met Soraya terecht kwam in een woonwagenkamp:
De mensen van het wagenkamp
In alles zijn ze autonoom,
de mensen van het wagenkamp.
Ze wonen in het grensgebied
van stad, natuur en industrie,
een zelfgekozen utopie van
zonnebloemen, gras en modder,
stil bezoek en wilde honden.
Ze gunnen zich de meeste tijd
van alle mensen die ik ken;
ze koken soep op open vuur,
ze eten zelfgemaakte jam.
Ze douchen in de buitenlucht
met opgevangen regenwater,
slepen laarzen door de klei
en ondergaan de kou gelaten.
Uit ongenoegen met de staat
ontstaat bescheiden protesteren;
ze graven ’s nachts containers leeg,
soms gaan ze in de stad jongleren.
Het kind dat opgroeit rond de wagen
ontdekt vanzelf de zwaartekracht.
Het scharrelt onverstoorbaar rond
totdat het valt en zich bezeert,
zodat het leert, zichzelf te dragen.
Praten met het donker
7 maart, 2016Sinds ik me kan herinneren ben ik bang voor het donker. Als mijn ouders me toen ik klein was vroegen, iets uit de kelder te pakken, moest mijn broertje mee. ‘s Avonds in het donker op de fiets naar huis vind ik nog steeds niet fijn. Waar ik nu woon moet je voor de douche en de wc een trapje af door het trappenhuis. Er zijn momenten dat ik douchen of naar de wc gaan ’s avonds beangstigend vind en eenmaal beneden vlug achter het douchegordijn kijk of er niemand staat. Ik kijk ook regelmatig op het plafond of daar niet iets of iemand hangt. Wanneer ik op de wc zit, schiet soms de gedachte door mijn hoofd dat een krokodil omhoog zou kunnen bijten. Het klinkt belachelijk en een beetje beschamend als ik het zo typ, maar het is waar.
Een tijdje geleden voelde ik me nogal slecht. Ik was bang voor alles en niets tegelijk en voelde me gevangen in mezelf. Na gesprekken met Tonny en Sam over het donker leren accepteren besloot ik iets te doen wat ik eigenlijk niet durf en zo geschiedde: Ik ging op de toiletpot zitten met de deur op slot en het licht uit. Er zitten geen ramen in onze wc, dus als het donker is, is het ook echt donker. Mijn vriendin Soraya had eens gezegd dat ik mijn gevoelens moet accepteren en er ruimte voor moet maken. Dat zou ik maar eens proberen; ik had toch niets te verliezen en in je eigen wc zitten met de deur op slot is een veiliger manier om het donker te leren omarmen dan wat mijn moeder vroeger deed: ’s nachts in een verlaten gebouw met een seriemoordenaar praten. “Ik geloof dat mijn interesse voor de menselijke psyche daar is geboren”, zegt ze daarover. Ik ben blij dat het haar uiteindelijk is gelukt, mijn moeder te worden.
Het eerste wat ik merkte in die donkere wc was dat het niet uitmaakt of je ogen in het donker dicht of open zijn; je ziet toch hetzelfde zwart. Dat was een benauwende ervaring, alsof ik blind was geworden. Ik wilde gauw het licht aandoen om te checken of ik nog kon zien, maar kon me bedwingen. Ik bleef in het donker zitten met het hart in mijn keel en zei hardop: “Kom maar, angst, er is ruimte voor je.” Dat liet angst zich geen tweede keer zeggen. Het was vreeswekkend hoe het zich openbaarde in de ruimte; als een monster gemaakt van zilveren slierten die steeds kwaadaardiger gezichten vormden. Toen ik angst alle ruimte had gegeven die ik kon geven, zwakte het af.
Daarop sprak ik woede aan: “Kom maar, woede, kom maar met alles wat bij je hoort en alles wat je in wezen bent; kom maar in de vorm van onmacht, teleurstelling, frustratie en koppigheid”. Bij woede verscheen er onweer in de lucht. Felle flitsen die de grond omploegden en er insecten uit lieten kruipen. Woede had behoorlijk veel ruimte nodig. Meer nog dan angst. Misschien omdat angst van nature veel ruimte van me krijgt.
Hierna was het de beurt aan verdriet. Verdriet dat minder wild is dan woede, maar dieper voert. Ze verscheen in de vorm van een riviertje met grashalmen die meebewogen met de stroom. Verdriet is pijn zonder bodem, maar kan als het ruimte krijgt transformeren tot het vermogen, met volle aandacht naar iets te kijken en de diepte ervan in te zien.
Toen angst, woede en verdriet de ruimte hadden gekregen wilde ik het lichter maken. Ik sprak hoop aan. Hoop hoorde me niet. Ik probeerde het liever te vragen, maar hoop bleef afwezig. Ik vroeg aan angst, woede en verdriet: “Jongens, help hoop eens uit mijn hart te klimmen, doe het met warme handen, anders schrikt ze. Hoop is klein en weinig gewend.” Met een beetje gemopper van woede lukte het om hoop naar buiten te halen. Ze was een lichtblauw, doorzichtig ballonnetje ter grootte van een grapefruit dat onhandig in de ruimte zweefde. Ik zei dat er ruimte voor haar was. Ze werd iets groter, maar overtuigend was het niet. Ik besloot het te accepteren en vertrouwen aan te spreken. Met hulp van vertrouwen zou hoop het wellicht makkelijker vinden om te groeien.
Als er iets is wat ik mis in mijn leven, is het vertrouwen. Het maakt niet uit hoeveel mensen me steunen; ik blijf het in twijfel trekken. Toen ik vertrouwen aansprak gebeurde er lange tijd niets, maar doordat hoop ten slotte ook naar buiten was gekomen bleef ik volharden. Op een gegeven moment zag ik een mandje voor me met een doffe zwarte slang erin. Het zat in mijn buik en deed me denken aan sprookjes van vroeger over fakirs die met hun gefluit slangen uit mandjes laten kruipen. Ik werd al moe bij de gedachte dat ik in een donker mandje in iemands buik lig terwijl de tijd verstrijkt en ik ook in de zon door het gras zou kunnen glijden op zoek naar muizen of kuikens. Ik zei tegen slang: “Ik snap dat je een beetje lui bent geworden van dat liggen in je mandje, maar ik beloof je dat je huid, die nu zo dof en donker is eenmaal buiten alle kleuren van de regenboog zal aannemen. Buiten is een stuk meer te beleven dan in je mandje in mijn buik.”
Vertrouwen schudde zijn kopje en liet een donkerrood tongetje naar buiten krullen. Ik vroeg woede, verdriet en angst om hulp, maar die wilden me niet helpen; dit moest ik alleen doen. Ik vond dat ik lang genoeg geduldig was geweest en gaf vervolgens ongeduld de ruimte. Ongeduld besloot dat ik vertrouwen moest dwingen naar buiten te komen, waarop ik begon in te ademen via mijn neus en uitademen door mijn mond, steeds dieper. Beetje bij beetje kwam vertrouwen naar buiten. Ik voelde me als een clown die vlaggetjes uit zijn mond tovert. Toen vertrouwen zover naar buiten was gekomen dat ik hem voorbij mijn neus kon zien, zag ik dat hij doorzichtig was geworden. Hij was dikker dan toen hij in zijn mandje lag en gaf licht zoals de maan licht geeft. Ik moest blijven uitademen tot hij helemaal uit mijn mond was gekropen. De geboorte van vertrouwen was een feit. Het ging om me heen cirkelen en ik voelde mijn handen en voeten tintelen. Bloed begon weer door mijn lichaam te stromen en het donker werd minder duister. Alsof ik nu zelf licht gaf. Het deed me denken aan de afbeelding die je vaak bij een apotheek ziet staan, zo’n slang die kringelt om een stok. Zo eindigde het.
Ik deed het licht aan en moest wennen aan alles wat ik zag; het gezicht dat me aankeek in de spiegel leek van iemand anders, de verhoudingen van de dingen leken verschoven (de traptreden waren plots zo grof en lomp) en alle kleuren vloekten met elkaar. Net of ik door een vreemd Instagram filter in de ruimte keek. Het duurde een tijdje voor ik weer aan de dingen was gewend.
Als het donker is kun je enorm veel ruimte maken aan de binnenkant van je hoofd, terwijl je met het licht aan steeds wordt afgeleid door de dingen die je om je heen ziet. Gelukkig maar dat nacht bestaat en dat je lampen uit kunt doen. Ik raad iedereen aan eens met het donker te praten.
#5 Zinloos Geveld
4 maart, 2016Een tijdje geleden nam Koen me mee naar het Worpplantsoen. Daar lag een enorme omgezaagde beuk. Het bleek niet de bedoeling dat die beuk was omgezaagd, maar een foutje van een ambtenaar; in het kapdocument was een kruisje gezet bij de verkeerde boom. De beuk bleek bijna 200 jaar oud te zijn. Alle reden om het te betreuren dus en alle reden om een gedicht te schrijven. Ik kwam erachter dat Elisa Bonaparte, de zus van Napoleon Bonaparte, in het jaar dat de boom ontkiemde was overleden. Dat was een paar jaar na het Frans-Bataafse bestuur in Nederland. Ik zag in de beuk een symbool van Hollands herwonnen zelfstandigheid en vroeg me allerlei dingen af, waaronder wiens opa’s opa zijn naam in de bast zou hebben geschreven en of de woorden steeds hoger zouden klimmen naarmate de boom groeide. Toen mijn gedicht af was, leek me alleen een gedicht wat kaal. Ik deed een oproepje op facebook wie met een iPhone wilde filmen dat ik het gedicht voordroeg bij de beuk en Johan meldde zich. Hij is het met wie ik in 2013 ook filmpjes maakte voor mijn afstuderen. Hij is het ook met wie ik eens midden in de nacht het bos in ging om bosgeluiden op te nemen. Op de afgesproken dag arriveerde Johan met grof geschut en zelfs een slider om de camera gelijkmatig te kunnen bewegen. Het effect daarvan zie je meteen in het begin van de video. Please, enjoy en deel dit met beukliefhebbers, in het bijzonder de mensen die nu nog rouwen om het verlies van de boom.