Afgelopen weekend zijn we een paar dagen naar Ameland gegaan om de golven te trotseren, de duinen te verkennen, onze gedachtes te temmen, bij te slapen, Tonny’s ouders te zien en uit te waaien. De laatste avond hebben we gewacht tot het donker werd, toen hebben we een stil plekje bij een weiland opgezocht om daar, met onze rug tegen een muur, beschenen door bundels licht van de vuurtoren, onze liedjes via de telefoon te laten klinken en te kijken wat voor uitwerking dat had op de omgeving en op ons. Het was zo gaaf om ze op die manier te horen, in de schemering en de stilte van het landschap, met de zee en een boot op loopafstand; als we het hadden gewild, hadden we naar Engeland kunnen varen. Een van de teksten op ons album is: “We’re sailing; we don’t need a boat and we don’t need the sea”.
In onze studio klinkt onze muziek door goede speakers. Daar analyseren we de liedjes eigenlijk klinisch, alsof ze patiënten zijn die naakt op operatietafels liggen, wachtend op ons oordeel. Alsof ze zelf geen keus of inspraak hebben. Het was zo bevrijdend om de schoonheid weer van de liedjes in te kunnen inzien en ze voor zichzelf te laten spreken. We kregen allerlei ingevingen die veel meer in de richting gingen van het oppoetsen om dingen te laten blinken en het bevrijden van delen om ze een betere plek te geven dan het wegsnijden of veroordelen op een operatietafel. Dat is het belang van rust. Ode aan vakantie!