Soms moet je iets schrijven wanneer het vers is, zodat de details van de indruk niet de kans krijgen om te vervliegen. Daarom schrijf ik dit nu. Vanmorgen heb ik in de bibliotheek een workshop gegeven. Het was in het kader van de week van de alfabetisering en daarnaast was het onderdeel van het Taalcafé dat daar wekelijks plaatsvindt. Het Taalcafé is een initiatief om mensen van verschillende culturen met elkaar in verbinding te brengen. Ik had geen idee wat ik kon verwachten; Ik wist alleen dat er mensen op af zouden komen die het Nederlands beter onder de knie wilden krijgen, dat ik een paar gedichten zou voordragen en een workshop zou geven over taal.
Rond 9:00 druppelden de eerste deelnemers binnen. Ietwat verlegen keken ze uit hun ogen. Ze leken wat bang om van zich te laten horen en wisten op hun beurt niet wat ze van mij konden verwachten. Ze kwamen van het AZC (asielzoekerscentrum) in Schalkhaar en waren allemaal ergens anders geboren, de een in Ethiopië, de ander in Syrië, weer een ander in Kroatië etc. Gerangschikt op hun beheersing van het Nederlands gingen ze in groepjes aan tafels zitten en ieder groepje had een begeleider die dingen kon vertalen wanneer ik te snel praatte of onbegrijpelijk was. Toen iedereen zat, stelde ik me voor en zong ik een liedje. Ik zag ogen oplichten, dat was mooi om te zien. Toen ik twee gedichten had voorgedragen, was het tijd voor actie van hun kant. Ik vroeg ze om het woord “taal” in hun eigen taal te zeggen en riep mensen naar voren, maar ze begrepen me verkeerd; Ze begonnen de groep in hun eigen taal toe te spreken. Dat was eigenlijk nog veel interessanter dan zo’n los woordje. Zo kregen we allemaal de kans om die vreemde klanken te horen. Ik vroeg ze om te vertalen wat ze hadden gezegd en hoorde opvallend vaak de woorden: “Ik ben dankbaar om hier te zijn” -al zal ik natuurlijk nooit weten of dat werkelijk is wat ze zeiden; sommigen van hen keken wel erg stiekem naar hun vrienden terwijl ze praatten- ;)
Later deden we een associatie oefening op het begrip “tijd” waarbij ik hun associaties op het bord schreef. “vakantie” en “te laat” waren favorieten. De laatste opdracht was om die losse woorden met elkaar te verbinden en daar verhaaltjes van te maken. Toen begon het echt; Iedereen kwam met zijn eigen associaties en zijn eigen manier van schrijven. Ik merkte dat de groep gaandeweg losser werd en dat de mensen geleidelijk meer over zichzelf met mij en met hun tafelgenoten deelden. Een jongen eindigde zijn verhaal met de zin “In de ochtend word ik wakker”. Hij wist niets meer te vertellen. Ik vroeg hem wat hij dan deed als hij wakker was. “ontbijten” zei hij, waarop ik hem vroeg wat hij dan at. “een tosti!” riep hij uit, blij dat hij weer een nieuwe richting voor zijn verhaal had. Toen Mulu zijn verhaal voor zou dragen, vroeg hij me of ik er piano bij wilde spelen. Dat deed ik en plots begon hij tot ieders verrassing te zingen. Hij keek lichtelijk rebels en trots als antwoord op onze verbaasde blikken. Zijn lied was in allerlei kwart tonen. Mijn (westerse) harmonieën waren niet toereikend, waardoor ik er maar gauw mee ophield. Toen hij uitgezongen was, wilde hij schielijk naar zijn stoel lopen, maar we hadden hem door en ik vroeg hem zijn verhaaltje voor te lezen. Dat deed hij verlegen, een heel verschil met de manier waarop hij gezongen had. Na hem kwam Vladimir, een oudere man uit Armenië die, sinds ik hem had verteld dat mijn opa een beetje Armeens bloed had, een ontembare stroom van verhalen aanboorde over Armenië, de ark van Noach en de sneeuw op de bergen bij zijn huis. Hij was de verteller van de groep. Hij liep naar het bord, ging klaar staan en begon toen ook te zingen. Trefzeker was het. Troostend. Als laatst droeg een vrouw voor. Ze had met haar tafel een gedicht gemaakt. De flarden die ik me daarvan herinner zijn: “Kinderen brabbelen in hun moedertaal… lichaamstaal, gebarentaal, het gaat om communicatie”. Dat het inderdaad om communicatie gaat, of dat nou met of zonder woorden is, besefte ik vanmorgen sterk. De muziek van de mannen waren recht mijn hart in gegaan, al kon ik geen van de woorden verstaan.
Aan het einde van de workshop kwam Mazen met ondeugende ogen en een stoer loopje -van wie ik aan het begin dacht dat hij de workshop nog weleens zou kunnen saboteren-, naar me toe. Hij nam mijn hand in zijn beide handen en zei tot drie keer toe: “ontzettend echt bedankt”. Ik zag dat hij het meende en het raakte me, omdat ik juist hem en met hem de hele groep wilde bedanken. Ik vond het zo bijzonder om te zien hoe ze zich gaandeweg het uur hadden geopend, hoe ze hun best hadden gedaan en hoe respectvol ze met me waren omgegaan.
Toen ik Mulu had zien stotteren voor het bord, onwennig met de woorden, dacht ik eraan hoe graag ik zijn onzekerheid weg zou nemen. Ik zou de mensen het gevoel willen geven dat ze alles mogen zeggen, fouten mogen maken, dat ze mogen struikelen over de woorden. Ik zou ze willen laten inzien hoe grappig en begrijpelijk het is dat ze dokter als doktor schrijven. Sommigen van hen kennen het verschil tussen de p en de b nog niet, omdat die er vanuit hun perspectief (helemaal in vergelijking met de complexiteit van bijvoorbeeld het Arabische schrift) hetzelfde uitzien. Hun “fouten” kunnen ons een heleboel leren over onze taal en ik ben blij dat ik dat vanmorgen heb mogen inzien.
Tags: associatie, deventer, woorden, workshop